Luce komt de
school binnen. Ze houdt haar boeken stevig vast en rent door de gangen om
iemand te vinden die ze kent, zodat ze niet meer alleen is. In de verte ziet ze
Sam en Casper praten, daar moet ze heen. Ze versnelt en is amper bij te houden.
Ze kan nu zien dat Casper en Sam bij het aardrijkskundelokaal staan. Vreemd
genoeg raakt ze op tien meter van hun af tot stilstand en staat aan de vloer
vastgespijkerd.
“Sam,
Casper!”, roept ze. Sam en Casper draaien zich om en lopen richting Luce. “Luce!”,
zegt Casper. Hij wilt naar haar lopen, maar ook hij wordt tegengehouden door
een glazen wand die nu plotseling tussen hen staat. Luce bonkt met al haar kracht
op de wand, maar er gebeurt niets. Ze kijkt achter haar en ziet dat een dikke
zwarte mist de gangen vult. Toen ze opnieuw keek waren Sam en Casper verdwenen.
“Casper,
Sam!”, riep ze. Haar ademhaling werd zwaarder en de zwarte mensen werden dikker
en vormden een spiraal rond haar. Ze kon het aardrijkskundelokaal niet meer
zien en werd toen hevig de mist ingerukt. “Aaah!”, gilde ze en ze was weg. De
hele gang ontdeed zich van de mist en vulde zich met luidruchtige kinderen.
Luce opent
haar ogen. Het plafond van een grote balkenzolder werd wazig zichtbaar en toen
ze haar hoofd naar links draaide, zag ze twee wazige zwarte schoenen op een
houten vloer staan, die dringend geschuurd mocht worden. De 2 schoenen sprongen
de lucht in en er werd een dikke zwarte mist gevormd, dezelfde die ze eerder
had gezien in de gang, maar deze keer pestte ze haar. Ze fluisterde
onverstaanbaar, maar toch zo luid dat Luce haar oren moest bedekken. Het
plafond kroop vol met de zwarte demonen en het geluid werd zo erg dat Luce het
gevoel kreeg dat ze moest kotsen. “Ga weg… Ga weg…”, fluisterde ze. Ze leerde
zichzelf een les: Als iets je tegenzit, overmeester het dan. “Ga weg!”, riep
ze. Haar stem galmde door heel de zolder en schaduwen trokken allemaal weg.
Luce stond
recht. Ze stond nu helemaal aan de zijkant van de zolder. Een oude flikkerende
lamp en een klein raampje in het dak waren de enige verlichting. In het midden
van de kamer stond een stoel. Ze liep er heen en zette de stoel onder het
raampje. Ze duwde het raampje met het houten kozijn open. Het was herkenbaar
wat ze zag: De speelplaats van de school, enkele boomtoppen, maar toch kon ze duidelijk
zien dat dit de school was. Ze ging op de leuning staan en probeerde haar
evenwicht te behouden. Ze zocht met haar ogen de speelplaats af naar Casper en
Sam. Daar liepen ze! “Casper! Sam!”, riep ze zo hard ze kon, maar toch hoorden
de twee haar niet. “Casper!! Sam!!”, riep ze nog luider. De jongens keken naar
boven en gingen met hun ogen het dak af, ze stopte bij Luce. “Casper, Sa..”,
schreeuwde ze, maar ze verloor haar evenwicht en ze viel van het dak af.
Door Nienke Van Tongerloo A106MO
Geen opmerkingen:
Een reactie posten